Kastenstelsel India: verboden, maar springlevend.
Zie hier voor een filmpje over het kastenstelsel
Onaanraakbaarheid.
Discriminatie en vernedering van bepaalde kastengroepen, zoals de Dalits in India. Dat is toch zeker aan het verdwijnen, zeker in het democratische India dat snel moderniseert en een forse economische groei kent? Het tegendeel is het geval. Discriminatie op basis van afkomst/kaste is wellicht het minst onder- kende en meest omvangrijke en ingrijpende mensenrechtenprobleem ter wereld. Het treft minstens 260 miljoen mensen op bijna elk gebied: wonen, werk, gezondheid, onderwijs, recht en niet in het minst in persoonlijke relaties. En niet alleen in India, maar ook in Nepal, Pakistan, Bangladesh en Sri Lanka. In Japan, Jemen en een aantal Afrikaanse landen bestaan soortgelijke vormen van discriminatie.
Het kastenstelsel in India is officieel al vanaf 1931 niet meer aan de orde. Vanaf dat moment namelijk wordt de kaste niet meer vastgelegd bij volkstellingen in India. Toch is de praktijk heel anders. In India worden werk en relatie nog steeds voor een groot deel gerelateerd aan de kaste waarin iemand is geboren.
Wat is het kastenstelsel?
Kasten vinden hun oorsprong in het hindoeïsme.Het is een vorm van sociale hiërarchie die is gebaseerd op afkomst en beroep iemand die in een lage kaste is geboren kan nooit naar een andere kaste gaan. Schrijnend is de positie van de onaanraakbaren, die eigenlijk niet deel uitmaken van de kasten en ook wel met paria’s worden aangeduid. Zoals het woord al zegt, willen mensen uit een andere kaste hen niet aanraken, omdat zij hen als de minste mensen in het land beschouwen. De onaanraakbaren doen het smerigste werk en elk lichamelijk contact met iemand uit een andere kaste is dus uitgesloten. Onaanraakbaren mogen elkaar wel aanraken. De meeste huwelijken worden nog steeds gesloten binnen dezelfde sociale groep en zelfs huwelijksaankondigingen in kranten zijn ingedeeld naar kasten. Wie niet meedoet aan het systeem van het kastenstelsel wordt uitgesloten. Vaak leidt dat dan ook nog eens tot erewraak.
In India bestaan 4 kasten. Sommigen zeggen 5 als ze de onaanraakbaren er bij tellen.
Deze kasten zijn, Brahmanen (hoogste kaste van priesters), Kshatriya (edelen en soldaten), Vaishya’s (kooplieden), Sudra’s (dienaren), Paria’s of onaanraakbaren (de laagste sociale laag die niet aangeraakt mag worden door iemand uit een andere kaste)
De Dalits, omdat ze tot geen enkele kaste behoorden, mochten ook geen van de beroepen uitoefenen die tot de vier kasten behoorden. Er restte hen enkel het vuile werk, dat tegen een hongerloon werd uitgeoefend. Vanwege hun “onreinheid” moesten ze buiten de dorpen wonen en mochten ze geen water putten uit de bronnen van de anderen. Een op de drie Indiërs heeft als gevolg van armoede, sociale uitsluiting, discriminatie en geweld geen menswaardig bestaan. Het merendeel van die groep bestaat uit 'dalits' ('kastelozen' of 'onaanraakbaren'). Dalit is ontleend aan het Sanskriet, het woord 'dal' betekent vertrapt. Een dalit is iemand die als outcast buiten het eigenlijke kastensysteem valt. Dalit is ook een geuzennaam die het groeiende bewustzijn van de kastelozen weerspiegelt. Het aantal dalits bedraagt naar schatting zo'n 200 miljoen, dat wil zeggen een vijfde van de Indiase bevolking.
Kastendiscriminatie.
Het is een lelijk woord voor een nog lelijker fenomeen waar ongeveer 260 miljoen mensen in Zuid-Azië dagelijks mee geconfronteerd worden. Zij worden met de nek aangekeken, vernederd, ‘onrein’ of ‘onaanraakbaar’ verklaard en verbannen uit het sociale en religieuze leven. Zij blijven vaker ongeschoold, worden uitgebuit, tot (kind)slaaf gemaakt, verkracht, in elkaar geslagen of vermoord. En dat alleen omdat ze ‘Dalit’ zijn. Het geweld en de vernedering die Dalits moeten ondergaan wordt door overheden nauwelijks bestraft. Ondanks bestaande wetten hebben Dalits vaak maar mondjesmaat toegang tot openbare basisvoorzieningen als water en gezondheidszorg. Velen van hen komen, ondanks hardnekkige pogingen een beter bestaan op te bouwen, vast te zitten in een leven van armoede en rechteloosheid. En toch zijn er ook hoopvolle tekenen dat Dalits steeds meer voor hun rechten opkomen en die soms ook weten te realiseren.
Kastelozen hebben niet zozeer ons medelijden nodig, maar wel onze steun, onze stem en daadkracht.
Kastelozen: “onrein en minderwaardig” Het kastensysteem gaat ervan uit dat mensen ongelijk zijn: deze ongelijkheid is gebaseerd op een idee van reinheid en onreinheid. De mate van reinheid (en daarmee de sociale positie van een persoon) is afhankelijk van de kaste van de familie waarin hij wordt geboren. Er is een groot scala aan gedragsregels en omgangsvormen die zijn bedoeld om zuiverheid te behouden. In de Wetten van Manu, die duizenden jaren geleden zijn opgetekend door Brahmanen, staat precies wie met wie moet trouwen, wat welke kasten moeten eten, hoe mensen in de diverse kasten hun geld moeten verdienen en wie ze moeten vermijden. Degenen die buiten het systeem vallen, de ‘kastelozen’ dus, worden veelal gezien als mindere mensen, (ritueel) onrein en dus onaanraakbaar voor mensen uit een andere kaste. Het idee vervuild te kunnen worden door contact met een ander is een hardnekkig verschijnsel binnen het kastenstelsel, ook binnen de verschillende subkasten. Er zijn veel termen en namen voor kastelozen.Onaanraakbaren is er één van, en in het verleden werd de term paria’s ook wel gebruikt. Daarnaast zijn er talloze denigrerende termen en scheldwoorden die door mensen uit de dominante kasten worden gebruikt als zij een Dalit aanspreken, al zijn sommige hiervan bij wet verboden. In India staan kastelozen officieel te boek als Scheduled Castes omdat de regering ze in een register van subkasten heeft opgenomen voor bijvoorbeeld quota’s in het hoger onderwijs. In navolging van Gandhi spreken vele Indiërs over harijans (´kinderen van God’), al vinden de meeste kastelozen dit neerbuigend. Zelf noemen zij zich bij voorkeur bij de geuzennaam Dalits, wat gebrokenen of vertrapten betekent.
Dalits wonen gescheiden van de hogere kasten aan de andere kant van het dorp.
Ze mogen de tempels niet betreden en bij theestalletjes zijn er voor de Dalits aparte (wegwerp)kopjes en borden. Veel landen, India voorop, hebben in de wet goed geregeld hoe er omgegaan moet worden met kastendiscriminatie. In India is het in praktijk brengen van bepaalde door de staat benoemde wreedheden strafbaar, en is er een beleid van positieve discriminatie. In de Indiase grondwet is opgenomen dat 15% van de zetels in overheidsorganen gereserveerd wordt voor kastelozen. Hetzelfde geldt voor banen in de publieke sector en op universiteiten. Lang niet al die plaatsen worden ook daadwerkelijk door Dalits vervuld. Veel Dalits hebben namelijk niet de scholing genoten die daarvoor nodig is. Vanuit de hogere kasten is er veel kritiek op het beleid van positieve discriminatie: zij zien hun eigen voorrangspositie verslechteren.
Onaanraakbaar, in de dagelijkse praktijk.
Onderzoek toont aan dat onaanraakbaarheid, in India wettelijk verboden sinds de invoering van de grondwet in 1950, nog steeds dagelijkse realiteit is voor miljoenen Dalits. Dat blijkt onder andere uit het rapport Understanding Untouchability (2010) voor de praktijk van onaanraakbaarheid in bijna 1600 dorpen van de Indiase deelstaat Gujarat. Het verschijnsel blijkt structureel en niet alleen in de persoonlijke sfeer aanwezig, maar ook op grote schaal bij het gebruikmaken van openbare voorzieningen, sociale voorzieningen en in de economische sfeer. Zo worden Dalits uitgesloten van deelname aan de dorpsraad (44%), gebruik van diensten van de vroedvrouw (66%), gebruik van dorpspompen (66%), postbezorging (43%) en toegang tot de kapper (74%). In 11% van de onderzochte dorpen moeten Dalits in de bus opstaan voor een niet-Dalit. Als het om religieuze of privéaangelegenheden gaat, bijvoorbeeld om tempelbezoek, een huwelijk tussen een Dalit en niet Dalit, een huis huren in een niet Dalit buurt, het verwijderen van dode dieren, het aanraken van voedsel en water en samen eten en drinken, en gebruik van het kerkhof dan is in 90 tot 100 procent van de dorpen sprake van onaanraakbaarheid en ‘kastegebonden handelen’. Voor heel India geldt dat er iedere 18 minuten een misdaad tegen een Dalit wordt gepleegd. Per week worden 13 Dalits vermoord en iedere dag worden drie Dalit-vrouwen verkracht. In slechts 2 à 3 procent van de gevallen komt het tot een veroordeling.
Hele Dalit-familie verkocht aan fabriek.
In Rajasthan is een complete familie voor zo’n 4000 euro verkocht aan een ovenfabriek. Mahaveer, zijn vrouw Sharda en hun vier kinderen en schoondochter werkten onder slavernijachtige omstandigheden. Mahaveer: “We moesten 15 tot 16 uur per dag werken in de fabriek.” De eigenaar van de fabriek betaalde geen loon uit omdat hij claimde al te hebben betaald. “We kregen heel weinig te eten en mochten niet naar buiten,” aldus zijn vrouw Sharda. De zaak kwam aan het licht toen de familie wist te ontsnappen en naar hun dorp van herkomst vluchtte. Daar werden ze in elkaar geslagen door de mensen die hen verkocht hadden. Ook werd hun huis afgebrand. Er is een aanklacht ingediend bij de politie, die de zaak onderzoekt.
Vies en zwaar werk, kinderarbeid en slavernij.
De strikte verdeling van werk op basis van kaste is in de loop van de tijd wat flexibeler geworden. Inmiddels zijn lang niet alle Brahmanen meer priester, maar het omgekeerde geldt wel: alle priesters zijn Brahmanen. Leden van de hoge kasten kunnen meestal zelf kiezen welk beroep ze uitoefenen, voor kastelozen geldt die keuzevrijheid veel minder. Van Dalits wordt verwacht dat ze het werk doen dat voor hogere kasten onrein is. Daaronder valt in ieder geval al het werk dat lichamelijk contact met bloed of uitwerpselen met zich meebrengt. Dalits werken dus veelal als leerlooier, zij ruimen kadavers, cremeren de doden en ze maken de straten en (openbare) toiletten en riolen schoon, vaak zonder beschermende kleding of maskers en soms zonder dat ze er voor betaald worden. Zeker op het platteland zijn de toiletten niet aangesloten op het riool en betekent schoonmaken in de praktijk: het met de hand of met een tinnen schep en een mand ruimen van menselijke uitwerpselen en deze op het hoofd naar een stortplaats brengen. Zulk mensonterend en smerig werk, waartoe kastelozen binnen het systeem veroordeeld zijn, versterkt hun stigmatisering. Maar zelfs de Dalits die ‘schoon’ werk verrichten worden als onrein gezien en behandeld. Het overgrote deel van de Dalits werkt als arbeider op andermans land, voor een schamel loon dat vaak nog lager is dan voor andere arbeiders, of in ruil voor een deel van de oogst. Hierbij duiken twee nieuwe, daarmee vaak samenhangende, problemen op: gebonden arbeid en kinderarbeid. Het lage loon en de onzekerheid van seizoensarbeid leiden ertoe dat veel Dalits zich genoodzaakt zien een lening aan te gaan bij de landeigenaar, bijvoorbeeld om medische kosten, een bruidsschat, maar ook om de dagelijkse behoeften of een alcoholverslaving te bekostigen. De hoogte van de rente wordt bepaald door de landeigenaar. De werknemers verdienen te weinig om de schuld ooit in te lossen (of de afbetalingen worden slecht bijgehouden) en gaan daarom ‘voor niets’ voor de landeigenaar werken. Als dat niet voldoende is, worden ook de kinderen van school gehaald en aan het werk gezet. Na overlijden of arbeidsongeschiktheid van de ouders wordt de lening overgedragen op de kinderen en zo ontstaat er feitelijk een vorm van moderne slavernij die van generatie op generatie wordt overgedragen.De landeigenaren uit een dominante kaste gebruiken de positie van kastelozen dikwijls als excuus voor economische uitbuiting: zij zijn immers minder mens, zo is de gedachte, dus mogen ze ook als minderwaardig behandeld worden.
Dalit-vrouwen: extra kwetsbaar.
Dalit-vrouwen en meisjes hebben het extra zwaar te verduren. De discriminatie van Dalit vrouwen is drievoudig: ze zijn kasteloos, arm én vrouw. Door hun zwakke positie in de samenleving en hun doorgaans miserabele levensomstandigheden zijn Dalit-vrouwen een gemakkelijk doelwit. Ze worden dan ook vaker slachtoffer van (seksueel) geweld door landeigenaren, geldschieters en zelfs politieagenten dan vrouwen uit andere bevolkingsgroepen. Mannen uit dominante kasten ervaren seks met een Dalit-vrouw soms als hun recht (Dalits horen immers ‘dienstbaar’ te zijn). Daarnaast is verkrachting of het naakt rond laten lopen van vrouwen of meisjes ook een vorm van straf voor een individuele vrouw, haar familie of zelfs haar gemeenschap voor het overtreden van de aan hen opgelegde ‘regels’ van het kastenstelsel. Daarnaast worden ze soms ook nog door hun eigen mannen mishandeld. Geweld tegen vrouwen blijft vaak onbestraft en ondermijnt daardoor de meest basale mensenrechten van de Dalits. Zolang de rechten van Dalit-vrouwen niet worden gerespecteerd, kan er geen einde komen aan de kastendiscriminatie. Kastelozen hebben niet zozeer ons medelijden nodig, maar wel onze steun, onze stem en daadkracht.
Vastleggen van kasten per persoon.
In 2010 heeft de Indiase regering besloten dat ze bij een nieuwe volkstelling elke hindoe wil registeren om zo te kijken tot welke kaste mensen behoren. Tegenstanders vinden echter dat de sociale achtergrond van de mensen niet vastgelegd moet worden. Daarmee zou het kastensysteem namelijk bevestigd worden en volgens velen is dat juist het grootste kwaad dat India kent. Voorstanders zijn van mening dat het probleem dan beter inzichtelijk gemaakt kan worden. Naar schatting bevindt namelijk 40 tot 60 procent van de Indiërs zich in een achtergestelde en lagere positie.
Discriminatie in India is verboden, maar gebeurt nog steeds.
In de jaren ’50 werd discriminatie op basis van kaste in India officieel verboden. Toch blijft de maatschappij op die basis werken en blijven de vooroordelen bestaan. Vooral op het platteland is het kastenstelsel nog volop in werking en zal iemand uit een hogere kaste nooit met iemand uit een lagere kaste trouwen of een baan accepteren die onder zijn (kasten)niveau is. Op datzelfde platteland woont wel 70 procent van de 1,2 miljard Indiërs.